In de tuin staan enkele rariteiten waar ik al eerder over sprak.
Zo is er de Ribes odoratum ‘Gwens’. Terwijl de plant dus écht letterlijk vol hing met bloemen, zijn er slechts enkele bessen afgerijpt. En na deze geproefd te hebben dacht ik eerst dat dat een goede zaak was. Ik moet wel zeggen dat ik na de tweede bes iets minder streng ben.
Maar volgens de Guide Fruitberg zeker geen “Merite un détour”. Eerder “Mieux que de crèver de faim”. Het struikje oogt ook erg mooi in de herfst, ik denk nog niet direct in termen van eliminatie.
Nog een andere bes, de stekelige stekelbes (Ribes cynosbati), één van de voorouders van sommige gecultiveerde stekelbesrassen. De stekels op de bessen storen hoegenaamd niet tijdens het eten, de commentaar van mijn zoon was “Geen wonder dat daar zo’n stekels opstaan, dat is lekker”. Ik kan dat alleen maar bevestigen, lekker zoet.
Eigenlijk vind ik dit dus geen rariteit, maar een waardevolle aanvulling op de andere kruisbessen, met het grote voordeel dat deze bes véél later afrijpt (meer dan een maand later). Zo verleng je dus het kruisbessenseizoen. De struik is nog jong, ik ben benieuwd hoe productief dit ras is, misschien heb ik daar volgend jaar een zicht op… Want 4 bessen op een struik … dan ga ik toch die Ribes odoratum ‘Gwens’ moeten eten volgens de Guide Fruitberg.
Die stekelige stekelbes wil zelf natuurlijk helemaal niet gegeten worden, gezien zijn wapenrusting.
En toch eten we hem op, met huid en haar
Chic dat je ook oude bessenrassen kweekt! De tweede bes ziet er heel bijzonder uit.
Ik weet niet of deze onder de noemer ‘oude bessenrassen’ vallen. Maar ’t zijn wel minder courant aangeplante bessenplanten